Spotlight: Pen Stewart

Gepubliceerd op 7 juli 2015 om 00:00
Spotlight: Pen Stewart Beste Pen, bedankt voor dit interview. Ik heb met veel plezier Nanokanaries en Olifantenhersenen gelezen. Wat me voornamelijk opviel is de diversiteit in het boek. Laat ik daarom maar eerst een algemene vraag stellen: 1) Wat heeft je ooit tot het schrijven gebracht? Tot zo’n zes jaar geleden was ik voornamelijk met schilderen bezig. Toch schreef ik al op heel jonge leeftijd. Ik herinner me dat ik in het eerste leerjaar, van zodra ik een beetje kon lezen en schrijven, een schrift bijhield waarin ik een maar steeds verdergaand verhaal opschreef over mijn weekeinden aan de Belgische kust. Dat werd een ‘verhaal’ van meer dan een schrift lang! Later schreef ik jaren in een dagboek en was ik een verwoed lezer. Toch bleef het schilderen en tekenen de bovenhand houden. Zes jaar geleden kwam ik echter in een situatie waarin ik omwille van een hoop praktische redenen niet meer kon schilderen. Er volgde een periode van artistieke non-activiteit, die me steeds meer begon te ergeren, en zelfs frustreren. Op een avond besloot ik iets te doen wat ik al jaren wou proberen, maar waar ik door het tekenen nooit tijd voor had gevonden: een boek schrijven. Ik herinner me die eerste scène erg goed: een meisje zat gevangen in een arena en ging terechtgesteld worden. Ze werd op het laatste moment gered door een elfenprins. Ik ging me veel vragen stellen over die scène. Wie was dat meisje, hoe was ze daar gekomen etc... En voor ik het wist, schreef ik in drie maanden tijd mijn eerste manuscript, tevens het begin van een zevendelige fantasy-cyclus waar ik nog steeds aan verder werk. Dat eerste manuscript bezorgde me trouwens een vierde plaats op een schrijfwedstrijd, én bracht me in contact met een van Nederlands beste fantasyschrijvers: Wim Stolk, alias W.J. Maryson, die een ware inspiratie bleek om door te gaan met het schrijven. 2) In je boek komen diverse genres naar voren toe: van fantasy, naar horror naar sci-fi. Heb je een favoriete genre die je in het bijzonder aanspreekt? Dat is een moeilijke. Eigenlijk niet echt. Als een boek me aangrijpt, dan ligt dat vaak niet zozeer aan het genre, maar aan de manier waarop dat boek in elkaar steekt. Zo vond ik ‘The Rum diary’ bijvoorbeeld geweldig, en dat is helemaal geen fantasy. Toch heb ik over het algemeen een voorkeur voor verhalen waarin bovennatuurlijke of fantasierijke elementen zitten. Het heeft toch altijd net dat ietsje meer, voor mij. Ook spanning en actie spelen voor mij een grote rol in een boek. Een van mijn favoriete schrijvers is dan ook Dean Koontz, gevolgd door Stephen King. Maar ik lees ook graag oude detective verhalen, zoals Sherlock Holmes, de verhalen van Agatha Christie etc. Momenteel werk ik dan ook aan mijn eerste crime-fiction verhaal. De hoofdregel voor mij blijft dat genre een werkinstrument is, een stijlfiguur die ofwel past bij wat ik wil vertellen, ofwel niet. Naargelang wat ik wil vertellen, waar ik het over wil hebben, wordt het een fantasy, sci-fi, magisch realistisch verhaal, of nog iets anders, of een mix van genres. 3) Mijn favoriete verhaal was Nanokanaries en Olifantenhersenen. Zou je iets meer over de achtergrond van dit verhaal kunnen vertellen? Hoe ben je erop gekomen? Wat was je inspiratie? Ik wou een verhaal schrijven voor de Paul Harland Prijs, dat opviel in de grote massa inzendingen. Niet alleen door de kwaliteit van het schrijven, maar ook door het concept, de vorm en het taalgebruik. Omdat ik voor een Nederlandse jury schreef, bekeek ik welke thema’s Nederland op dat ogenblik bezighielden. Zo kwam ik al snel uit bij de schaliegasproblematiek. Andere zaken die mij dan weer bezighielden waren de toenemende discriminatie en het racisme in onze samenleving, maar ook de onderlinge na-ijver, vooral in wetenschappelijke milieus. Het thema racisme leidde al snel tot de verwijzing naar een van de basispijlers van onze hedendaagse Europese cultuur: de gevolgen van de tweede wereldoorlog. Zo kwam het hele concept van de Hallidanen tot stand. Ik nam al die thema’s samen, koos een Nederlandse locatie, en liet er dan mijn fantasie op los. Al snel toen ik met het schrijven van dit verhaal begon, kwam ik er echter op uit dat ik eigenlijk een ‘naughty-professor-verhaal’ aan het vertellen was, en werd ik me bewust van het risico dat ik daarmee nam. Het kwam er toen op aan de balans te vinden tussen het kluchtige dat eigen is aan dergelijke verhalen, en de ernstige toon van de thematiek. Uiteindelijk is dat vrij goed gelukt, aan het jurycommentaar te oordelen. 4) Het is nu een jaar verder. Als je een stap terug doet van je boek, kan je dan voor jezelf een rode draad achterhalen die de verhalen met elkaar verbindt? Er zit inderdaad een rode draad in. Algemeen kun je stellen dat het over de strijd tegen discriminatie gaat, tegen onrecht in al zijn vormen. Maar meer nog gaat het over de strijd voor het recht om anders te mogen zijn. Alle andere zaken zoals rassenhaat, religieuze conflicten etc., komen uiteindelijk daaruit voort: een gebrek aan pluralisme en het erkennen van de andere in zijn anders-zijn. Daarbij maakt het niet uit waar dat “anders” over gaat, dat kan religie zijn, ras, gender of wat dan ook. Zolang we niet kunnen aanvaarden dat “anders” evenwaardig is aan wat wij als “normaal” beschouwen, is er weinig kans op dat we discriminatie en onrecht, pesten, en alle gevolgen van die houding, in welke vorm dan ook uit de maatschappij kunnen bannen. 5) Als je dit samenbrengt met je aankomende bundel – “Tijd M.A.N. chine” - zijn er specifieke thema's die in je werk steeds naar voren komen? De hierboven vernoemde thema’s komen ook in de nieuwe bundel weer aan bod, dezelfde rode draad keert weer, maar een paar verhalen gaan ook nog over enkele andere zaken. Zo is er een verhaal dat geschreven werd kort na de dood van mijn grootvader, en dat over dementie gaat. Daarnaast zit er opnieuw een novelle in, V+M, die momenteel genomineerd is voor een Gentasia Award. De uitreiking daarvan vindt pas op 15 augustus plaats, dus dat is gespannen afwachten. Deze novelle gaat vooral over gender, maar het is in feite een bovennatuurlijke, en vooral een gewaagde hervertelling van Romeo en Juliet met vier jonge vrouwen in de hoofdrol, waarvan twee géén mensen zijn. Verder zijn er drie verhalen die over pesten gaan, en eentje over de eerste wereldoorlog en de oorlogszuchtigheid in de mens. Dus uiteindelijk ligt de focus toch een klein beetje anders, maar blijft de rode draad dezelfde. 6) Hoe komen jouw verhalen tot stand? Volg je een vast schema? Mijn verhalen beginnen meestal met een emotionele, kritische reactie op iets wat ik zie, meestal een nieuwsbericht. Het kan echter ook een droom zijn, zoals het verhaal ‘Tijd M.A.N. chine’ waar een droom van een van mijn gezinsleden me op het idee bracht van een man die in een horloge kan veranderen. Maar evengoed kan het een echte opdracht zijn, een afgebakend kader waarbinnen ik moet blijven. Daar heb ik overigens geen problemen mee: creativiteit bestaat erin om vrijheid te vinden binnen strikte begrenzingen. Daarna zoek ik sleutelelementen: waarover wil ik het hebben, wat heb ik te vertellen, welke boodschap wil ik de lezer meegeven en waarover wil ik dat de lezer gaat nadenken na het lezen van het verhaal. Ook de doelgroep bekijk ik, is het een verhaal voor een wedstrijd, een magazine etc… Daarna komen er een pak schema’s aan te pas: verhaallijnen, personages, draaiboek voor hoofdstukken of scènes. Er wordt nagedacht over stijl en vorm, evolutie van de karakters, kleurenpalet, spanningsbogen, wat scherp in beeld moet komen en wat wazig zal worden gelaten, over decors en wereldbouw, etc… En bovenal worden de doelen vastgelegd: waar moet het hoofdpersonage eindigen, en hoe? Als ik dat allemaal weet, ga ik aan de slag. Eerst worden de ankerscènes geschreven, al naargelang de inspiratie en zin. Daarna schrijf ik de gaten ertussenin dicht. En vaak sla ik dan middenin het schrijven toch nog een andere weg in, omdat er een ingeving op mijn pad komt, en dan pas ik alle schema’s mee aan. Het einde wijzigt echter zelden nog tijdens het schrijven. 7) Waar werk je nog aan, buiten de nieuwe bundel ‘Tijd M.A.N. chine’? Aan heel wat, ik heb meestal zoveel ideeën dat het moeilijk kiezen is waaraan eerst te beginnen. Toch is dat plannen noodzakelijk om ook nog iets af te krijgen! Buiten mijn tweede verhalenbundel die in oktober op de Antwerpse boekenbeurs moet uitkomen, werk ik momenteel aan een nieuw manuscript dat zich in dezelfde wereld zal afspelen als V+M en een kort verhaal dat begin volgend jaar als een afzonderlijke uitgave zal verschijnen. Verder bekijk ik met mijn uitgever, Het Punt, de mogelijkheden om mijn verhaal ‘Als de margrietjes bloeien’, als een afzonderlijk boekje uit te geven. Dit verhaal won namelijk begin dit jaar een eervolle vermelding op de Azra Magazine-schrijfwedstrijd van de literaire uitgeverij Parelz. Daarnaast ligt mijn manuscript ‘Wintercode’, dat in 2013 op de longlist van de Luitingh-schrijfwedstrijd stond, opnieuw bij een uitgever. Ik hoop dus vooral dat ik in 2016 of 2017 mijn eerste roman gepubliceerd zie! Ook op het kunstenaarsvlak groei ik steeds verder: momenteel leg ik de laatste hand aan het schilderij dat als cover zal dienen voor “Tijd M.A.N. chine”, en denk ik na over het schilderij dat misschien de cover zal vormen van het korte verhaal dat begin 2016 gepubliceerd zal worden. Over enkele maanden moet ook mijn eerste crime-fiction verhaal klaar zijn, en mijn nieuwe inzending voor de Paul Harland Prijs. Daarna werk ik verder aan het vervolg op mijn nieuwe manuscript, of wie weet wel aan mijn fantasy-cyclus, en werk ik ook verder aan een reeks kunstwerken die hopelijk tot een tentoonstelling kunnen uitgroeien. Er zijn ook ideeën om een reeks kinderverhalen uit te geven over het lieveheersbeestje Zevenstipje, waarvan het eerste verhaal eveneens een Gentasia-Award-nominatie kreeg, en ook door mij geïllustreerd werd. Los van dat bestaan er nog ideeën om een vervolg te maken op ‘De Distortiaanse linie’, de novelle uit mijn boek ‘Nanokanaries en olifantenhersenen’, en nog enkele losse ideeën voor nieuwe romans, plus die fantasycyclus van zeven boeken waarvan ‘Wintercode’ deel uitmaakt. Werk genoeg dus!