Ondergesneeuwd
Door Pen Stewart (heelnederlandschrijft.nl)
Ondergesneeuwd Ramina bukte zich om de grafsteen aan te raken. ‘Auw,’ ze trok haar vinger terug. Bloed welde op en drupte in de sneeuw aan haar voeten, waar het uitwaaierde. De hulststruik die ze jaren geleden aan het hoofdeinde van zijn graf had geplaatst, een christelijk graf zoals dat hoorde, hier in zijn land en volgens zijn geloof, omhulde de steen nu volledig. Rode besjes fonkelden in het warme licht van de kerk er vlak naast. Myriaden sneeuwvlokken stopten de bloeddruppel reeds weg. Genoeg van iets, wat dan ook, kan alles ondersneeuwen, dacht ze droevig, met een blik op de vlokken die zijn naam alweer bedekten. Ze miste hem al zolang, maar de tijd had zijn verzachtende streling over haar verdriet gehaald. De wind gierde in vlagen om de kerktoren terwijl de klok de middernachtmis aankondigde. Heel even maakte ze aanstalten om naar het licht te reiken, naar de warmte, maar het probleem was dat daar niemand op haar wachtte. Ze trok haar hoofddoek strakker, draaide zijn graf de rug toe, en liep de straat in. Een groep mannen kwam uit café De Tijger, op de hoek van het kerkplein. Ze zagen haar, maakten eerst aanstalten om door te lopen, tot een van hen zich zwaaiend op zijn benen omdraaide. Het was niet de eerste keer dat ze hem tegenkwam. Hij riep iets naar zijn vrienden en ze kwamen op haar af. De scheldwoorden kwamen hard aan: pinguïn, terrorist. Ze duwden. Al snel trokken ze aan haar hoofddoek, sloegen en schopten haar. Genoeg van wat dan ook, zoals genoeg haat, kan alle liefde van de wereld ondersneeuwen, dacht ze. Ze viel in de sneeuw, rolde zich op tot een bal om zichzelf te beschermen. Tranen liepen heet over haar wangen toen ze haar ogen sloot. Nu zou het gebeuren, het wegglijden, los van alle pijn in haar lichaam, naar Allah, naar het paradijs. Iemand riep. Mensen renden weg, vloekten, verdwenen. Een zachte maar sterke hand streelde haar voorhoofd. Ramina opende haar ogen. De man, een misdienaar, keek haar aan en knikte vriendelijk. Hij reikte haar de hand en trok haar overeind. Genoeg van wat dan ook, zoals genoeg liefde en mededogen, kan alles ondersneeuwen, dacht ze. Achter hen stroomde de kerk vol mensen, en licht. De misdienaar stak zijn hand naar haar uit. Ramina reikte naar het licht, naar de warmte, naar de misdienaar die geduldig op haar wachtte.